Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Artikel 93a
1
De heffing, bedoeld in artikel 91a, alsmede bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 91h of artikel 92 ingevoerde heffingen, worden ingevorderd door de door Onze Minister aangewezen functionaris en door de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990.
2
Onverminderd het overigens bij of krachtens deze afdeling bepaalde worden de heffingen ingevorderd met overeenkomstige toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen, met dien verstande dat van de Invorderingswet 1990 buiten toepassing blijven artikel 17, tweede lid, tweede volzin, alsmede de artikelen 59 en 62. Voorts blijven bij de toepassing van artikel 66 van die wet de artikelen 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen buiten toepassing.
3
Behoudens voor zover de invordering is opgedragen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, treedt voor de toepassing van de Invorderingswet 1990 Onze Minister in de plaats van Onze Minister van Financiƫn.
4
Met betrekking tot de invordering geldt dat:
a
voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 uitsluitend bevoegd is de door Onze Minister aangewezen functionaris;
b
de in de artikelen 10, eerste lid, 11, 12, en 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde bevoegdheden uitsluitend toekomen aan de door Onze Minister aangewezen functionaris, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 26 van die wet de bij regeling van Onze Minister van Financiƫn gestelde regels van toepassing zijn;
c
de overige bij invordering van toepassing zijnde bevoegdheden, met uitzondering van die bedoeld in de artikelen 24, 25, en 58 van de Invorderingswet 1990, uitsluitend toekomen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid;
d
de bevoegdheid, bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990, zowel toekomt aan de door Onze Minister aangewezen functionaris als aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid;
e
de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 25 en 58 van de Invorderingswet 1990, toekomen aan de door Onze Minister aangewezen functionaris indien hij met de invordering is belast, en toekomen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, indien deze laatste met de invordering is belast.
5
In het kader van het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel wordt voor de toepassing van artikel 17 van de Invorderingswet 1990 voor ?de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd? telkens gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
6
Betaling van de heffingen geschiedt aan de door Onze Minister aangewezen functionaris. Na de betekening van het dwangbevel dient te worden betaald aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, die is vermeld op het dwangbevel.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.